The Financial Stability Report: some answers from the Q&A
Deze korte tekst bevat de antwoorden op de volgende vragen die gesteld werden tijdens het panelgesprek over het FSR van de NBB.
Hoe hebt u als "buitenstaander" de aanpassing van de financiële sector aan de hogere rente-omgeving beoordeeld, zowel aan de actiefzijde als aan de passiefzijde van de balans?
Het is leerzaam om deze aanpassing in een historisch perspectief te plaatsen. Een terugkerend fenomeen is dat stijgingen van de beleidsrente gezet door een centrale bank (i) sneller en meer compleet doorgerekend worden door commerciële banken voor de nieuwe kredieten die ze verlenen aan gezinnen en bedrijven, en (ii) trager en minder compleet doorgegeven worden door commerciële banken naar spaardeposito’s. De graad van doorgeven naar de deposant wordt de “deposito beta” genoemd. Dit alles wordt beïnvloed door de graad van concurrentie met hogere concurrentie consistent met een hogere deposito beta. Voor de huidige rentecyclus bemerken we dat de deposito beta lager is dan in vorige cycli. België bevindt zich aan de achterkant van het Europese peloton met weliswaar een iets hogere beta voor termijndeposito’s maar een sterk lagere beta voor spaarrekeningen.
Hoe kunnen we de verschillen in de huidige cyclus t.o.v. de vorige verklaren? Ten eerste is de stijging van de beleidsrente fors (4.5pp) en over een heel korte periode, en hebben we omgekeerde rentetermijnstructuur wat er mogelijk op wijst dat de beleidsrentestijging niet permanent is. Ten tweede starten we in de huidige rentecyclus van een negatieve beleidsrente terwijl banken omwille van de “zero-lower bound” en de Belgische regelgeving een licht positieve spaarrente aanboden, en spaardeposito’s onderworpen zijn aan een bankentaks. Dit maakt dat de eerste 100 basispunten beleidsrentestijging eerder een normalisatie van de renteomgeving was. Ten slotte zitten we in een omgeving van exces liquiditeit omwille van het “quantitative easing” beleid van de centrale banken en banken exces reserves bij de centrale bank deponeren: banken zijn collectief niet geneigd om te vechten voor deposito’s omwille van de exces liquiditeit op de markt. Centrale banken hadden ook kunnen ingrijpen door het verhogen van de verplichte renteloze minimumreserves die banken bij de centrale banken moeten aanhouden, wat banken misschien terughoudend gemaakt heeft om de spaarrente te verhogen. Tot op heden zijn de minimumreserves slechts beperkt van toepassing met als gevolg dat de ECB op de exces liquiditeit een forse rentevergoeding overmaakt naar de banksector.
De media-aandacht en de politieke recuperatie van het beperkte doorgeven naar de spaarrente in deze cyclus was groot. Het is goed om iedereen even bij de les te houden en te herinneren aan het zakenmodel van een bank. Banken halen korte termijn middelen op en lenen deze op wat langere termijn uit, vaak tegen een vaste rentevoet. De marktwaarde van de activa van de banken is fors gedaald omwille van de rentestijgingen (bedrijven, gezinnen en overheden zien hun terugbetaling in reële termen dalen). Op basis van enkel de activa zijde van de balans (en zonder rekening te houden met het hedgen van risico’s) zou de renteschok het eigen vermogen van de banken ongeveer hebben uitgeveegd. De passiva zijde van de bank, via het beperkte doorgeven van de beleidsrente naar de spaarrente, laat toe om de schok voor een groot deel door te schuiven naar de spaarder – dit is de “deposit franchise value” van de bank. Bemerk dat dit vooral van toepassing is op deposito’s die vallen onder de depositoverzekering daar niet-verzekerde deposito’s vaak mobieler zijn en hogere rentes vereisen. Het faillissement van Sillicon Valley Bank in de Verenigde Staten is daar een voorbeeld van. Specifiek voor België is er ook nog het fiscale voordeel van het spaarboekje in vergelijking met andere spaarproducten zoals termijnrekeningen. De roerende voorheffing van 30% op rente-inkomsten op termijnrekeningen impliceert dat er (initieel toch) minder verschuiving naar dergelijke producten is.
“Hoe evalueert u de aanpak van de financiële sector om ESG-factoren te integreren in hun risicobeheer ? Zijn we op de goede weg om de toekomstige doelstellingen te bereiken?”
Banken zijn, net als niet-financiële ondernemingen, gefocust op ESG ondanks dat het voor banken moeilijk is om betrouwbare informatie voor hun volledige portfolio te bekomen. Recent academisch werk gaat dieper in op de vraag of banken “practice what they preach” of eerder aan windowdressing doen. De antwoorden tot op heden verschillen nogal van studie tot studie – sommigen vinden positieve effecten van bank engagement op ESG-factoren terwijl andere eerder negatieve effecten van bank engagement vinden. De verschillende resultaten zijn te verklaren door het gebruik van sterk verschillende samples. De rode draad doorheen de studies is dat banken zich reeds hebben aangepast (en dus hun blootstelling aan ESG-factoren hebben verminderd) in de delen van hun portefeuille die transparant zijn en waar marktdiscipline van toepassing is. Bij genoteerde bedrijven en bedrijven met gesyndiceerde leningen (i.e., de grotere bedrijven) zien we bijvoorbeeld een positieve correlatie tussen woorden en daden. Voor activa waar er minder transparantie is of minder markt discipline (bijvoorbeeld KMO’s) zien we eerder dat banken hun kredietverlening verhogen aan “bruine” bedrijven.