Boekbespreking: Europa’s schaduwregering — Mark Scholliers

Begin juni 2025 keurde de Europese Commissie de toetreding van Bulgarije tot de eurozone goed. Per 1 januari 2026 wordt Bulgarije dan het 21ste land dat deelneemt aan de gemeenschappelijke munt. Van deze toetreding wordt verwacht dat ze de handel stimuleert, de economie versterkt, buitenlandse investeringen vergemakkelijkt toegang tot financiering vergemakkelijkt, en meer hoogwaardige jobs oplevert en de reële lonen verhoogt. Toch is niet iedereen overtuigd en leeft er protest onder de bevolking. Sommigen vrezen een verlies aan autonomie. Anderen hebben angst voor een financiële crisis. Kritiek op de ECB is er al langer dan vandaag. In zijn jongste werk ‘Europa’s schaduwregering’ werpt Mark Scholliers een kritische blik op de invloed van de Europese Centrale Bank. Is deze kritiek gegrond? Hoe moeten we nu de verdiensten van de euro evalueren?
Toen Richard Nixon op 15 augustus 1971 middels executive order 11615 besliste dat de VS niet langer hun dollars zouden inwisselen voor goud, zoals dat onder de Bretton Woods-akkoorden op het einde van WO II was afgesproken en overeengekomen, kwam prof. Lévy voor het BRT-journaal toelichten en besloot met de overweging dat we nog lang met veel heimwee aan de vergane periode van stabiliteit gingen terugdenken. Maar de geest was uit de fles en de wisselkoersen gingen fluctueren, wat vooral betekende dat de Duitse Mark stelselmatig begon op te waarderen en alle andere munten, in functie van de relatieve prestatie van hun economie, aan waarde inboetten. Er ontstond een heel ecosysteem van financiële markten, en van informatie over deze markten, dat almaar professioneler en meer en meer geautomatiseerd werd.
Het verlies van de wisselkoersstabiliteit brak de Europese landen zuur op. Het motiveerde hen om de eerder al vooropgestelde muntunie effectief te gaan realiseren. De ministers van Financiën van de toen nog maar zes lidstaten tellende Europese Economische Gemeenschap hadden immers al in maart 1971 beslist om het plan Werner uit te voeren maar het zou nog veel overtuiging, en de opportuniteit van een politiek akkoord rond de Duitse eenmaking vergen vooraleer in 1992 uit te monden in het verdrag van Maastricht en de vorming van een economische en monetaire unie, en het Europees stelsel van centrale banken aangestuurd door de Europese Centrale Bank. Alexandre Lamfalussy, voorzitter van het Europees Monetair Instituut, de voorloper van de ECB, hamerde er op dat nieuwe munt, die het verkeer van handel en diensten binnen Europa zou bevrijden van de wisselkoersonzekerheden, en van de kosten van de wissel tussen de verschillende Europese munten, slechts kans op slagen had indien enerzijds de lidstaten ook effectief hun schulden en begroting zouden beheersen, en anderzijds de ECB onafhankelijk en autonoom haar geldbeleid zou kunnen voeren. In de ervaring van de jaren 1970 en het strenge rentebeleid van FED-voorzitter Paul Volcker werd immers voor velen het bewijs geleverd dat alleen een onafhankelijke centrale bank in staat was om effectieve maatregelen tot inflatiebeheersing te nemen. Inflatiebeheersing door onafhankelijk beleid, gezonde overheidsfinanciën en werkbare structuren werden algemeen aanvaard als noodzakelijke voorwaarden om de nieuwe Europese economische ruimte vlot te laten werken en deze werden dan ook in het verdrag van Maastricht ingeschreven.
Zo geschiedde en, al diende de ECB in haar eerste decennia al met verschillende ernstige crises af te rekenen, de resultaten van de nieuwe munt mogen er zijn. Het succes ervan lijkt echter vanzelfsprekend, en de struikelblokken die het monetair beleid in de eerste decennia van de euro op de weg vond, doen ons vergeten hoe ernstig de gevolgen voor de Europese economieën zouden geweest zijn, als we het zonder de euro en zonder de ECB hadden moeten stellen.
Philippe Maystadt, de Belgische Minister van Financiën die de hele Europese constructie mee heeft opgebouwd en de Belgische financiële structuur grondig heeft hervormd, verklaarde de nood aan verdere Europese eenmaking op economisch en monetair vlak vanuit het gemis aan het stabiele monetaire kader zoals dat ten tijde van de Bretton Woods akkoorden bestond. Toen Europese ministers de negatieve gevolgen van de opgeheven goudconvertibiliteit gingen aankaarten bij de Amerikanen, kregen ze van hen te horen “It’s our dollar, it’s your problem.”.
Economische integratie binnen Europa vereist gewoon een stabiel economisch en monetair kader en de monetaire unie en de euro hebben dat gerealiseerd. Het succes ervan is zo evident dat we – zoals dat gewoonlijk gaat – de voordelen van wat we hebben veel minder appreciëren dan de nadelen ervan. De positie van Europa als wereldmacht is gevoelig verbeterd, al realiseren we het ons niet altijd. Het helpt ook niet dat de media, die vooral in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië hun inspiratie schijnen te vinden, de Europese successen stelselmatig onderwaarderen en de nadelen, echt of gefingeerde, overbenadrukken. In dat verband zou er bij ons toch een belletje moeten gaan rinkelen wanneer een Amerikaanse president ons komt vertellen dat “Europa” gemaakt werd om de Amerikaanse economie te beschadigen en dat er daartegen moet opgetreden worden. Op zijn minst moeten we concluderen dat Europa dan al opgemerkt wordt, dat haar invloed niet als onbestaande kan weggezet worden, en de Europese monetaire eenmaking een grote positieve ontwikkeling is die veel te weinig belicht wordt. Ook het hele Brexit-verhaal strekt tot lering. We kunnen er zeker van opsteken dat het nog steeds mogelijk is de publieke opinie zodanig te beïnvloeden dat het beleid met de wensen van de makers van de publieke opinie dient rekening te houden, en dat het niet altijd lukt om het publiek te overtuigen van wat voor haar echt van belang is. Misschien bestaat er wel een wetmatigheid voor nieuwsitems, analoog aan wat de wet van Gresham betekent voor de monetaire economie, nl. dat het slechte geld het goede verdrijft. In dit geval dat het veel gemakkelijk is om mensen te overtuigen van een onbestaand gevaar dan van de juistheid van een goed economisch beleid.
Onderzoekers en commentatoren kijken elk vanuit hun eigen perspectief naar de euro en geven er hun mening over. Mark Scholliers – productief auteur die ook over andere actuele onderwerpen als de revolutionaire ontwikkelingen in de financiële economie en de pensioenen zijn licht heeft laten schijnen - werpt in zijn jongste werk “Europa’s schaduwregering” een kritische blik op de werking van de ECB. Een verdienstelijk werkstuk van zowat 275 bladzijden en daarbij een verklarende woordenlijst van meer dan 100 afkortingen, meer dan 250 noten, en meer dan 120 boeken en tijdschriften. Gedegen werk. In een eerste deel schetst dr. Scholliers het ontstaan en het belang van het geldwezen, gevolgd door een tweede deel waarin de totstandkoming van de Europese Centrale Bank wordt beschreven. In het derde en laatste deel gaat de auteur in op wat hij complicaties en mistoestanden heet. De prijsstabiliteit is het eerste doelwit. Het afremmen van inflatie is inderdaad het doel van elke centrale bank, en Mark Scholliers heeft het moeilijk met het trackrecord van de ECB terzake, alsook met het feit dat de ECB de definitie van haar operationele target zelf mag bepalen, en dat ondertussen al tweemaal gewijzigd heeft.
Het zou misschien te ver voeren om de argumenten hier te citeren, maar het feit dat de ECB een inflatiedoelstelling van onder maar toch zo dicht mogelijk bij 2 procent vooropstelt, is hem een doorn in het oog. Daar valt inderdaad wat voor te zeggen. Voor spaarders is het praktisch gezien onmogelijk geworden om risicovrij een inflatiecompenserende rente te behalen. Het een heeft slechts indirect te maken met het ander maar wanneer de maatschappij zo georganiseerd wordt dat loonopslag in reële termen zeer moeilijk wordt gemaakt, en automatische loonindexering in alle Europese landen behalve één werd afgeschaft, dan valt het toch niet gemakkelijk uit te leggen dat de centrale bank liever twee procent inflatie ziet dan nul procent. In de opbouw van zijn argumentatie gaat de auteur grondig tewerk. Hij schetst het historisch kader, de voornaamste opinies, zoekt naar een rationele verklaring en formuleert zijn conclusies. Het levert stof tot nadenken.
Mark Scholliers uit ook zijn bezwaren tegen de creatie van de digitale euro. Zijn vragen zijn daarbij zeer relevant. De vrees bestaat dat dit een verdere opstap vormt naar een totalitaire staat en in Amerika groeit er alvast felle tegenstand.
Met het begrip “schaduwregering” in de titel schijnt hij te suggereren dat de Trias Politica, de scheiding van machten, wordt ondermijnd door de manier waarop de ECB werd gestructureerd en hoe ze haar beleid invult. Het komt mij voor dat, als er al idiosyncratische eigenschappen aan te wijzen zijn in de werking van de ECB, deze net bedoeld zijn om effectief beleid te garanderen in een complexe context van individuele staten met eigen structuren en voorkeuren. Eenvoud valt te verkiezen boven complexiteit, maar alleen wanneer die eenvoud evenveel voordeel oplevert. Het feit dat we aanbeland zijn in een periode waarin de Trias Politica inderdaad wordt uitgedaagd, maar dan door de ongecontroleerde of onevenwichtige invloed van de media, en de onbeheersbaarheid van onze al te complexe structuren, lijkt de titel enigszins overdreven.
Kortom, de auteur heeft een grondige denkoefening gemaakt. In “Europa’s schaduwregering” wijst Mark Scholliers met recht en reden op een aantal zwakke punten. Het valt alleen te betreuren dat hierdoor de grote verdiensten van de euro wat minder uit de verf komen en je de indruk zou krijgen dat de euro er beter niet was geweest. Op blz. 211 schrijft hij terecht “De belangrijkste opdracht van een centrale bank is niet het realiseren van prijsstabiliteit maar van een stabiel geldstelsel”. Daarin wordt hij bijgevallen door Bernard Ardaen, auteur van ‘Tijdbom Dexia’ die stelt dat financiële stabiliteit gebouwd is op vertrouwen, en dat dit vertrouwen veronderstelt dat iedereen, en vooral de overheid, de spelregels volgt. De Amerikaanse dollar werd ‘s werelds reservemunt omwille van het vertrouwen in de Amerikaanse spelregels en de voorspelbaarheid die daaruit voortvloeit. Ardaen is in goed gezelschap. Paul Krugman schrijft in een recente e-mail dat de VS hun status van “serieuze natie” aan het verspelen zijn, en dat de gevolgen voor de investeringen en van de munt niet te overzien zijn. Vertrouwen, daar komt het op aan. Mark Scholliers’ jongste werkstuk “Europa’s schaduwregering” biedt een interessant overzicht in de actuele problematiek van de euro en is, spijts zijn wat onterecht kritische inslag, het lezen waard. Kopen dus (en lezen!)
BOEKINFO
- Titel: Europa's schaduwregering
- Auteur: Mark Scholliers
- Uitgeverij: Houtekiet
- Taal: Nederlands
- Aantal bladzijden: 316
Authors
