supplementary pension employees self-employed defined contributions defined benefits

De FSMA publiceert om de twee jaar een verslag over de aanvullende pensioenen voor werknemers en over de aanvullende pensioenen voor zelfstandigen. Onlangs publiceerde de FSMA haar verslagen over de periode van 1 januari 2022 tot 1 januari 2024. 

De tweejaarlijkse verslagen van de FSMA betreffen de zogenaamde ‘tweede pensioenpijler’. De tweede pensioenpijler omvat de aanvullende pensioenen die mensen opbouwen in het kader van hun loopbaan als werknemer of zelfstandige. Dit aanvullend pensioen komt bovenop het wettelijk pensioen.

In totaal zijn er op 1 januari 2024 ongeveer 4.470.000 mensen die een aanvullend pensioen opbouwen. Dit is een stijging van zeven procent ten opzichte van 2022.

85 procent van de mensen met een aanvullend pensioen bouwt pensioenrechten op als werknemer, acht procent als zelfstandige en zeven procent als werknemer én zelfstandige.

De opgebouwde pensioenrechten vertegenwoordigen een totaalbedrag van ongeveer 109 miljard euro. Dat is acht procent meer dan in 2022.

Het beheer van een aanvullend pensioen moet worden toevertrouwd aan een pensioeninstelling. Dit kan een verzekeringsonderneming zijn of een pensioenfonds. Verzekeringsondernemingen beheren ongeveer vier vijfde van de pensioenreserves. 87 procent van de pensioenreserves onder beheer van verzekeringsondernemingen maken deel uit van een tak 21-verzekeringsproduct, twee procent van een tak 23-verzekeringsproduct en elf procent van een verzekeringsproduct dat een combinatie vormt van tak 21 en tak 23.

Het initiatief voor de invoering van een pensioenplan voor werknemers gaat uit van een werkgever (‘bedrijfspensioenstelsel’ of ‘ondernemingsplan’) of van een bedrijfssector (‘sectoraal pensioenstelsel’, ‘sectorstelsel’ of ‘sectorplan’). Werknemers die geen of slechts een heel klein aanvullend pensioen opbouwen bij hun werkgever of sector kunnen sinds 2019 daarnaast op eigen initiatief een Vrij Aanvullend Pensioen voor Werknemers (‘VAPW’) onderschrijven.

4.131.503 personen bouwen op 1 januari 2024 een aanvullend pensioen als werknemer op. Dat is een stijging van 25 procent ten opzichte van 1 januari 2018. Opgesplitst naargelang het type van aanvullend pensioen zijn er:

  • 2.570.149 werknemers aangesloten bij een sectoraal pensioenstelsel. Dit is een stijging van 10 procent ten opzichte van 1 januari 2022;
  • 2.327.575 aangeslotenen bij een bedrijfspensioenstelsel, wat neerkomt op een stijging van 9 procent ten opzichte van 1 januari 2022;
  • 1.340 werknemers die een VAPW-overeenkomst hebben gesloten. Het VAPW kent bijgevolg een beperkt succes.

Van alle werknemers die actief tewerkgesteld zijn op de arbeidsmarkt bouwt ongeveer 70 procent (2.857.003) een aanvullend pensioen op als actieve aangeslotene.

Hoewel het aantal werknemers dat is aangesloten bij een sectorstelsel iets hoger ligt dan het aantal werknemers dat aangesloten is bij een bedrijfspensioenstelsel, ligt het financiële zwaartepunt toch duidelijk binnen de bedrijfspensioenstelsels. In totaal bedragen de pensioenreserves opgebouwd in ondernemingsplannen 66 miljard euro tegenover 6,2 miljard euro in sectorplannen. De gemiddelde verworven reserve bedraagt 2.437 euro bij de sectorplannen en 28.748 euro bij bedrijfspensioenstelsels.

Wat de inhoud van het pensioenplan betreft maakt men een onderscheid tussen pensioenplannen van het type ‘vaste prestaties’ en pensioenplannen van het type ‘vaste bijdragen’. In het eerste geval ligt de hoogte van het aanvullend pensioen vast. Dit hangt meestal af van de loopbaanduur en het salaris. Bij het tweede type (‘vaste bijdragen’), liggen enkel de bijdragen vast en hangt het aanvullend pensioen af van het rendement van de beleggingen. Het aantal aansluitingen bij pensioentoezeggingen van het type ‘vaste bijdragen’ ligt vandaag veel hoger dan bij pensioentoezeggingen van het type ‘vaste prestaties’. Dat is het geval zowel bij sectorstelsels (78 procent) als bij bedrijfspensioenstelsels (82 procent). Bij de bedrijfspensioenstelsels zijn de toezeggingen van het type ‘vaste prestaties’ wel nog steeds goed voor meer dan een derde van de verworven reserves. Niettemin dient opgemerkt te worden dat hierin evenzeer pensioenreserves begrepen worden die werden opgebouwd in het kader van een voorgaande tewerkstelling.

Sedert geruime tijd stelt de overheid zich tot doel om de tweede pensioenpijler te verbreden (d.w.z. uit te breiden tot zoveel mogelijk werknemers) en te verdiepen (d.w.z. de voordelen die worden opgebouwd te verhogen). Een pensioenbijdrage van 3 procent voor alle werknemers wordt daarbij als een streefdoel vooropgesteld. Om dat doel te bereiken wordt meestal gekeken naar de pensioenstelsels op sectoraal niveau. Bekijken we de situatie op 1 januari 2024, dan zien we dat het gemiddelde bijdrageniveau over alle sectoren heen stagneert op 1,54 procent van het loon. Slechts twee sectoren bereiken vandaag een bijdragepercentage van 3 procent. Tussen 1 januari 2022 en 1 januari 2024 verhoogden ook slechts drie sectoren het bijdrageniveau.

Zelfstandigen kunnen op individuele basis een aanvullend pensioen opbouwen in het Vrij Aanvullend Pensioen voor Zelfstandigen (‘VAPZ’). Als zelfstandigen beschikken over het statuut van zelfstandige bedrijfsleider kunnen de betrokken ondernemingen voor hen een aanvullend pensioen opbouwen (‘WAPBL’). Zelfstandigen die hun professionele activiteit niet in een vennootschap uitoefenen, hebben sinds 2018 de mogelijkheid om een pensioen bijeen te sparen in het Vrij Aanvullend Pensioen voor de Zelfstandigen actief als Natuurlijk Persoon (‘VAPZNP’).

640.310 personen bouwen op 1 januari 2024 een aanvullend pensioen als zelfstandige op. Dat is een stijging van 15 procent ten opzichte van 1 januari 2018.

551.962 zelfstandigen hebben een VAPZ-overeenkomst afgesloten, 251.756 bedrijfsleiders zijn aangesloten bij een pensioentoezegging onder het WAPBL-regime en 6.694 zelfstandigen hebben een VAPZNP-overeenkomst afgesloten.

Ongeveer de helft van de zelfstandigen in hoofdberoep bouwde een aanvullend pensioen op in 2023.

Hoewel het aantal zelfstandigen met een VAPZ-overeenkomst dubbel zo groot is als het aantal bedrijfsleiders met een WAPBL-toezegging, is het financiële gewicht qua bijdragen ongeveer even groot bij beide regimes (+/- 1 miljard euro), terwijl het bedrag van de opgebouwde reserves dubbel zo hoog ligt bij de WAPBL-toezeggingen (21,3 miljard euro) als bij de VAPZ-overeenkomsten (11,1 miljard euro). De gemiddelde pensioenreserve bedraagt 20.184 euro voor de VAPZ-overeenkomsten, 84.781 euro voor de WAPBL-toezeggingen en 29.730 euro voor de VAPZNP-overeenkomsten.

Zowel bij de aanvullende pensioenen van werknemers als van zelfstandigen wordt het aanvullend pensioen bijna in alle gevallen uitbetaald onder de vorm van een eenmalig kapitaal. Uitbetalingen onder de vorm van een rente komen maar zelden voor.

Rekening houdend met het langlevenrisico, blijft het niveau van de aanvullende pensioenen voor de meerderheid van de aangeslotenen laag. Dat is zeker het geval binnen de sectorstelsels. Het gemiddeld aanvullend pensioenkapitaal opgebouwd binnen een sectorstelsel bedraagt 3.946 euro.  Dit is nog geen tiende van het gemiddeld kapitaal uitgekeerd op grond van een bedrijfspensioenstelsel (47.346 euro). Het gemiddeld bedrag voor een WAPBL-toezegging bedroeg 89.287 euro, terwijl het 28.918 euro bedroeg voor een VAPZ-overeenkomst en 49.136 euro voor een VAPZNP-overeenkomst.

Authors

Logo FSMA

FSMA