De toekomst van de industrie in België

Sinds 2023 is de activiteit in de verwerkende nijverheid aan het krimpen en deze bedrijfstak verliest reeds langer aan belang in de Belgische economie. Dat is zorgwekkend, want deze industrie is net de meest productieve. Dit artikel(1) gaat dieper in op de factoren achter de recentste verzwakking, zoals onder meer de energie- en loonkosten. De toekomst van de sector zal worden gekarakteriseerd door structurele uitdagingen, zoals digitalisering en de overgang naar een koolstofvrije economie, en de mate waarin innovatie en flexibiliteit worden omarmd en ingebed.
1. Wereldwijde industriële malaise
België is een kleine open economie en dus staan de gebeurtenissen in onze economie niet los van wat elders in de wereld gebeurt. Op wereldschaal, maar vooral in Europa, heeft de industrie het al enige tijd moeilijk, zoals blijkt uit de globale PMI-index. Het vertrouwen in de globale verwerkende nijverheid is al zeker twee jaar heel zwak, na de pandemie.
De verwerkende nijverheid vertraagde eerder al, in 2018 en 2019, onder andere door de toegenomen handelsspanningen en meer protectionisme en onzekerheid, wat woog op de internationale handel van industriële goederen. Daarbovenop kwam nog de herbalancering van de Chinese economie naar een meer op binnenlandse consumptie en invoersubstitutie gericht economisch model. De industrie van het eurogebied is, vergeleken met andere grote economieën, kwetsbaarder voor een vertraging van de wereldhandel aangezien de toegevoegde waarde ervan in grotere mate voor de uitvoer bestemd is (Basselier en De Sloover, 2020).
Toen sloeg de covid-pandemie toe en bleek de verwerkende nijverheid robuuster dan de diensten, aangezien de beperkende gezondheidsmaatregelen vooral van toepassing waren op de meer contact-intensieve diensten. Na de geleidelijke heropening van de economieën was er een duidelijke inhaalbeweging van zowel diensten als de verwerkende nijverheid. Toch was het herstel algemeen meer gericht op diensten, terwijl de heropening in de verwerkende nijverheid net gepaard ging met bottle necks, tekorten en verstoringen van de mondiale aanvoerketens. Dat zette druk op de inputkosten en de energiekosten, wat nog werd verergerd door de impact van de Russische inval in Oekraïne en de daaropvolgende sancties op de energieprijzen.
Uiteindelijk zagen centrale banken wereldwijd zich genoodzaakt om in te grijpen om te voorkomen dat de hoge inflatie verankerd geraakte. Daarbij werden de beleidsrentes fors verhoogd. In de economische literatuur wordt typisch gevonden dat dergelijk restrictief monetair beleid een grotere impact heeft op de activiteit in de verwerkende nijverheid dan voor de diensten (Datsenko en Fleck, 2024). Zo is de vraag naar industriële goederen, en dan vooral naar duurzame goederen en goederen die dienen voor bedrijfsuitrusting, bijvoorbeeld gevoeliger voor de hogere rente dan de vraag naar diensten.
In de nasleep van de pandemie en ondanks de normalisatie van de aanvoerketens verzwakte de industrie echter weer. Een aantal van de andere factoren die wegen op de industriële activiteit zijn namelijk nog steeds aanwezig. Op het vlak van handelsstromen is het weliswaar moeilijk te bepalen in welke richting de causaliteit loopt; want ook de zwakte van de verwerkende nijverheid op zich draagt bij tot zwakkere wereldhandel, aangezien diensten minder internationaal worden verhandeld.
2. Industrie in België
Op kwartaalbasis loopt de groei van de reële toegevoegde waarde in de verwerkende nijverheid in België al terug sinds 2022, om vanaf begin 2023 doorgaans negatief te worden. Sinds 2023 is de activiteit in de verwerkende nijverheid dus aan het krimpen. Op langere termijn bekeken is de toegevoegde waarde naar volume van de Belgische industrie nu nauwelijks groter dan tien jaar eerder.

Eenzelfde tendens wordt overigens waargenomen in het eurogebied, al was de groei van de industriële bedrijvigheid er sinds pakweg 2014 duidelijk steviger dan in België. De industriële activiteit is er recent eveneens teruggevallen, maar blijft toch nog steeds boven het niveau van voor de pandemie.
De grotere terugval in België is terug te vinden in een heel brede waaier van deelsectoren van de industrie. België doet het sinds 2019 voor quasi alle industriële bedrijfstakken slechter dan het gemiddelde van de vier grootste eurolanden (Spanje, Duitsland, Frankrijk en Nederland).(2) Uitzonderingen zijn de farmaceutische nijverheid en de vervaardiging van cokes en geraffineerde aardolieproducten. De zwakke industriële prestaties zijn aan diverse factoren toe te schrijven (cf. sectie 3).

Uitgedrukt als aandeel in de totale toegevoegde waarde, verliest de verwerkende nijverheid structureel aan belang. Dat is zorgwekkend, want deze industrie is namelijk net de meest productieve, heeft de hoogste investeringsquote en ook het hoogste aandeel investeringen in R&D. Ze is dus cruciaal voor het vrijwaren van onze potentiële groei. Bovendien kan het vanuit strategisch oogpunt nuttig zijn om zeker de eigen productie van bepaalde belangrijke goederen (bv. voeding, energie) te vrijwaren (Van Gompel, 2024).

3. Factoren achter de verzwakking van de verwerkende nijverheid in België
3.1 Energie(3)
Het belang van de verwerkende nijverheid in de Belgische economie is al enkele jaren aan het afnemen, ook als de werkgelegenheid als maatstaf wordt genomen. Die neerwaartse tendens is evenwel nóg meer uitgesproken voor de industrieën die beschouwd worden als energie-intensief. Dat kan ongetwijfeld niet los worden gezien van de energieprijzen die ongeziene pieken hebben bereikt in 2022, maar die ook in normale tijden structureel hoger zijn in Europa dan in andere gebieden ter wereld, met name in de Verenigde Staten.
De effecten van de Russische inval in Oekraïne troffen de hele Europese energievoorziening, vergden een snelle herschikking van de herkomst van gasleveringen aan de EU en leidden tot een ongekende stijging van de gasprijs in een krappe markt. De elektriciteitsprijs kende trouwens eenzelfde verloop, gelet op het dominante effect van de gasprijzen op de vorming van de elektriciteitsprijzen. De energieprijzen zijn intussen sterk gedaald, maar de nieuwe afhankelijkheid van LNG brengt wel meer volatiliteit met zich mee, aangezien de markten oog blijven hebben voor elke potentiële verstoring van het aanbod. De Amerikaanse industrie anderzijds heeft toegang tot meer binnenlandse gas- (en aardolie-) productie, die in de recentste decennia versnelde. Dat maakte het land minder afhankelijk van een internationale energievoorziening, wat de impact van mondiale energieprijzen op het concurrentievermogen van de Amerikaanse ondernemingen verkleint.
Het concurrentievermogen van de (vooral energie-intensieve) Belgische ondernemingen, verslechterde eveneens ten opzichte van dat in de buurlanden. In sommige buurlanden zoals Duitsland, genieten industriële afnemers immers van een plafonneringsmechanisme op de energieprijs, terwijl bv. de Franse industrie slechts deels de marktprijs betaalt en deels een beroep kan doen op een voordeeltarief dat de lagere historische kosten van de Franse nucleaire elektriciteit weerspiegelt. Bovendien gelden er in de buurlanden soms vrijstellingen op de toeslagen en op de netwerkkosten van elektro-intensieve bedrijven die niet van toepassing zijn in ons land. Op geaggregeerd niveau is België ook sterker afhankelijk van de invoer van energie en grondstoffen.
3.2 Loonkost en beschikbare arbeid
De hoge inflatie in 2021 en 2022 en de daaropvolgende automatische loonindexering leidden tot zwaardere loonkosten voor de Belgische ondernemingen. De kostenconcurrentiepositie van de Belgische ondernemingen verslechterde derhalve ten opzichte van die in onze buurlanden. Die opgebouwde loonkloof zou op middellange termijn wel geleidelijk weer verkleinen, zolang de nulmarge inzake verhogingen van de reële lonen (op grond van de wet tot vrijwaring van het concurrentievermogen) de komende jaren wordt nageleefd. De recentste najaarsprognoses van de Nationale Bank tonen evenwel aan dat de in 2021 en 2022 opgebouwde loonkloof tegen 2027 nog niet volledig zou weggewerkt zijn.(4)
De Belgische economie wordt bovendien al enkele jaren gekenmerkt door een krappe arbeidsmarkt, die gepaard gaat met tekorten aan geschoolde arbeidskrachten, zo ook in de verwerkende nijverheid, waar de vacatureratio mid-2024 nog steeds zowat 3% bedraagt. In het eurogebied als geheel schommelt de totale vacaturegraad recent rond 2,5%, en bedraagt die minder dan 2% in de verwerkende nijverheid. In de enquêtes op kwartaalbasis van de NBB naar de factoren die het productievermogen belemmeren, blijkt dat het gebrek aan geschikte arbeidskrachten voor zowat 15% van de industriële bedrijven een hindernis vormt (eind 2019 was dat nog voor 11%). Die toenemende tekorten blijken het zwaarst door te wegen in de industriële bedrijven die kapitaalgoederen vervaardigen, wellicht omdat die vervaardiging relatief meer specifieke kennis of doorgedreven specialisatie vergt.
3.3 Andere factoren
Andere, meer structurele factoren beïnvloeden ook het concurrentievermogen van België. Het bedrijvenlandschap is onvoldoende dynamisch met te weinig creatieve destructie en beperkte arbeidsmobiliteit. Uit gesprekken met bedrijfsleiders in het kader van de NBB Business Echo komen ook klachten naar voren over langgerekte vergunningsprocedures, niet-consistente regelgeving, overmatige administratielasten en aanzienlijke nalevingskosten. Hoewel de regelgeving voor de productmarken in de loop der jaren is verbeterd, blijft deze in België bovendien strenger dan het Europese en OESO-gemiddelde.
Ook het verslag van Mario Draghi (2024) stelt dat de Europese concurrentiekracht te lijden heeft onder logge regelgeving en toenemende regeldruk. Hij roept dan ook op om de administratieve lasten terug te schroeven; een advies dat door de nieuwe Europese Commissie werd onderschreven in de Boedapest-verklaring van 8 november. De Commissie streeft ernaar om in de eerste helft van 2025 concrete voorstellen te doen om de rapportagevereisten voor bedrijven met ten minste 25% te verlagen.
4. Toekomst
Vooruitkijkend naar (de rest van) 2025 wordt verwacht dat de Belgische industriële activiteit weer zou aan sterken naarmate de wereldhandel verder herstelt en naarmate de loonkostenkloof van België ten opzichte van de buurlanden verkleint. Het loonkostenconcurrentienadeel wordt echter niet volledig weggewerkt op korte termijn en de andere problemen in verband met concurrentiekracht (energiekost, regelgeving) blijven voorlopig bestaan.
Het toekomstige verloop van de economische activiteit en bij uitbreiding van de industriële productie, zal bovendien worden gekarakteriseerd door structurele uitdagingen, zoals digitalisering en de overgang naar een koolstofvrije economie. De toekomst van de industrie zal afhangen van de mate waarin innovatie en flexibiliteit worden omarmd en ingebed.
4.1 Digitalisering
De digitalisering en automatisering van het productieproces kan er mogelijk toe leiden dat de productie efficiënter wordt georganiseerd en een hogere productiviteit wordt bereikt. Daarnaast laat het ook toe om beter in te spelen op de specifieke wensen/eisen van de consument door middel van meer personalisatie en maatwerk. In de Digital Economy and Society Index (DESI) van de Europese Commissie scoort België relatief goed: in 2022 had 77% van de Belgische bedrijven al een basisniveau van digitale intensiteit bereikt,
tegenover een Europees gemiddelde van 69%. Volgens de Going Digital-indicator van de OESO schiet België nog tekort op het vlak van digitale innovatie (zoals uitgedrukt in indicatoren zoals het aandeel van ICT-investeringen in bbp, het aantal startups in de informatie-industrieën en het aantal patenten in ICT-technologie).
Het proces van digitalisering zal meer digitale skills vragen van werknemers. Volgens Eurostat heeft ongeveer 10% van de Belgische bevolking beperkte digitale skills. Dat is iets lager dan in de meeste buurlanden en het eurogebied als geheel.(5) België telt een relatief groot aandeel aan studenten die hoger onderwijs volgen, maar het percentage STEM-gediplomeerden is relatief laag, terwijl dit net de werknemers zijn waaruit de industrie moet putten (Van Gompel, 2024). Deze uitdaging om gekwalificeerde arbeidskrachten te vinden voor een veranderende industrie komt boven op de al bestaande arbeidsschaarste.
4.2 Klimaattransitie
Ook de klimaattransitie vormt ontegensprekelijk een belangrijke uitdaging voor de verwerkende nijverheid, die nog garant staat voor de grootste uitstoot van broeikasgassen in België en de afgelopen jaren weinig verbetering boekte op het vlak van emissie-intensiteit. Bijnens en Swartenbroekx (2024) stippen aan dat een verdere daling de uitstoot van broeikasgassen kan bereikt worden door technologische vooruitgang, maar ook door het herverdelen van middelen van de minst naar de meest CO2-efficiënte bedrijven binnen dezelfde bedrijfstak.
De klimaattransitie kan worden beschouwd als een negatieve aanbodschok voor bedrijven. Dat wordt ook bevestigd door Basselier, Bouamara, Langenus, Peersman en Reusens (2024) op basis van een enquête bij zowat 300 Belgische bedrijven. Ruim driekwart van de respondenten associeert de klimaattransitie met een toename van de inputkosten en verkoopprijzen. Voor de deelnemende bedrijven in de verwerkende nijverheid gaat dat ook gepaard met een daling van de vraag en hun investeringen in België. Dat komt nog boven op de al zwakke vooruitzichten voor expansie-investeringen in de verwerkende nijverheid en zet de toekomstige Belgische potentiële (productiviteits)groei verder onder druk.
Ondernemingen riskeren de komende jaren namelijk verder onder druk komen te staan door de noodzakelijke snelheid en de striktheid van de Europese klimaatregelgeving. Hoewel de decarboniseringsdoelstelling een mondiale noodzaak is, zijn andere grote landen/regionale blokken minder ambitieus qua klimaattransitie dan de EU. De doelstelling van het EU-beleid inzake koolstofprijszetting is om de kosten van het gebruik van vervuilende energiebronnen en van industriële grondstoffen te verhogen teneinde koolstofvrije keuzes te stimuleren. De productiekosten dreigen daardoor vooral op korte termijn toe te nemen en Europese ondernemingen ervaren daardoor een ongelijk speelveld (NBB Jaarverslag 2023). De kloof inzake energiekosten tussen Europa en de rest van de wereld dreigt dus nog groter te worden. Het mechanisme voor koolstofgrenscorrectie (Carbon Border Adjustment Mechanism ofwel CBAM) werd in het leven geroepen om dat concurrentienadeel tegen te gaan maar vormt geen allesomvattende oplossing. Het biedt namelijk geen bescherming aan Europese bedrijven die exporteren en op derde markten moeten concurreren met niet-Europese producenten waarvoor de koolstofprijs lager ligt.
Bronnen
Basselier, R. en F. De Sloover, 2020, “Wat verklaarde de zwakte in de verwerkende nijverheid in 2018-2019?”, NBB Economisch Tijdschrift, juni 2020.
Basselier, R., Bouamara, N., Langenus, G., Peersman, G. en P. Reusens, 2024, The impact of climate transition policies on Belgian firms – what can we learn from a survey?, NBB Working Paper, No 468.
Bijnens, G. en C. Swartenbroekx, 2024, “Hunting "brown zombies" to reduce industry's carbon footprint”, NBB Working Paper, No 454.
Datsenko, R. en J. Fleck, 2024, “Country-Specific Effects of Euro-Area Monetary Policy: The Role of Sectoral Differences”, FEDS Notes, 12 november 2024.
Draghi, M. (2024), “The future of European competitiveness”, Europese Commissie.
Nationale Bank van België, Jaarverslag 2023.
Nationale Bank van België, Economische projecties voor België – Najaar 2024.
Van Gompel, J. (2024), ‘Een macro-economische blik op de Belgische industrie”, KBC Onderzoeksrapport, 22 november.
Eindnoten
(1) Gebaseerd op presentatie tijdens de NBB-miniconferentie over de toekomst van de Belgische industrie.
(2) We tonen hier het gemiddelde van die vier landen omdat zij voor een groot deel de activiteit in het eurogebied bepalen en recente statistieken voor het eurogebied waren niet beschikbaar in dergelijke mate van detail.
(3) Zie hoofdstuk 6 van het NBB Verslag 2023.
(4) Zie bijvoorbeeld grafiek 4 in de Economische projecties voor België – Najaar 2024.
(5) Beperkte digitale vaardigheden hebben betrekking op een “basisniveau” of “boven het basisniveau” op 3 gebieden en “geen vaardigheden” op 2 gebieden (van de 5 gebieden die betrekking hebben op informatie- en gegevensvaardigheden, communicatie en samenwerking, het maken van digitale inhoud, veiligheid en probleemoplossing).
Authors
